Categorie: Griekse economie

Geld, je wilt er het liefst niet mee bezig zijn. Maar het moet, vooral als je ziet hoeveel mensen door economisch wanbeleid in de problemen komen. Lees hier de columns die ik tussen 2010 en 2015 over de Griekse economie heb geschreven.

Dutch Disease

Doordat we in de jaren zestig de aardgasbaten gebruikten voor consumptie en sociale politiek steeg de waarde van de gulden. Hierdoor groeiden de lonen, daalde de export en nam de werkloosheid toe. Dit wordt in de economie de Dutch Disease genoemd. Griekenland lijdt aan een soortgelijke ziekte. Na het verdwijnen van de militaire dictatuur in de jaren zeventig hebben de opeenvolgende regeringen drachmen bijgedrukt om hun sociale beleid en de overheidsuitgaven te financieren. Toen het land vervolgens overging op de euro werden in plaats daarvan leningen afgesloten bij commerciële banken. Leningen die tijdens de bankencrisis door de Europese belastingbetaler werden overgenomen. De problemen waar Griekenland nu mee worstelt zijn te wijten aan het gebrek aan durf in het verleden om onpopulaire beslissingen te nemen zoals belastinghervormingen. Het niet willen en niet durven kiezen voor lange termijn investeringen zie je niet alleen in de politiek. Er zijn overal in de wereld mensen die extra financiële mogelijkheden direct willen consumeren en die deze niet willen investeren in persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling. Hierdoor missen ze de aansluiting met de arbeidsmarkt.

Zie ook: de belastingpot

monetaire unie

Iedere ondernemer weet dat je winsten zo veel mogelijk in je bedrijf moet investeren en dat je met de rest spaarzaam moet omgaan om magere jaren te kunnen overbruggen. Je moet dus financieel kunnen afzien. Hij weet bovendien dat geld alleen niet gelukkig maakt. Je moet plezier kunnen hebben in het verleggen van grenzen: kennis, vaardigheden en prestaties.

Toen destijds werd besloten om landen als Griekenland toe te laten tot de Europese Monetaire Unie werd onvoldoende gekeken of deze landen wel een dergelijke ondernemersmentaliteit hadden. Waren ze bereid om de lage rentes en subsidies die ze ontvingen te investeren in de groei van hun economie en wilden de mensen in deze landen wel grensverleggend bezig zijn?

Het is onvoorstelbaar dat onze politieke leiders zo lichtvaardig met deze vragen zijn omgegaan. Zij hebben gehandeld als een ondernemer die denkt: Ik wil groeien dus laat ik maar zo veel mogelijk mensen aannemen, kwaliteit is niet belangrijk. Iedere goede ondernemer weet dat dit absurd is. Onze Europese politici blijken daar echter anders over te denken. Zij wilden koste wat kost zoveel mogelijk landen bij de unie betrekken.

Dit wordt allemaal begrijpelijk wanneer je bedenkt dat ze zelf misschien dan wel plezier hebben in het verleggen van grenzen maar financieel nooit hebben hoeven afzien. In plaats daarvan gebruiken ze net als de Griekse politici de bijdragen van de lidstaten om hun inkomen veilig te stellen en om politieke steun te kopen voor plannen die hen nog meer invloed en macht geven.

rondpompen

Stilstand is achteruitgang. Toch denken velen dat dit niet opgaat voor de markteconomie. Ze doen alsof het een perpetuum mobile is. Denken dat deze zal groeien door er geld uit te halen en in de maatschappij rond te pompen. Hoe dramatisch dit kan aflopen blijkt uit het debacle van de Griekse economie. Gevoed door een sterke euro en door Europese subsidies konden de Grieken zich blind houden voor de economische realiteit. Met hun leefstijl gaven ze een nieuwe betekenis aan de term ‘op zijn Grieks’. Ook in Nederland proberen we aan ons gerief te komen zonder de kosten te reduceren en zonder te investeren in productiviteit en innovatie. Er zijn mensen die denken dat het goed zal blijven gaan wanneer je door middel van belastingen de economie afroomt en dit geld laat verdwijnen in de algemene middelen. Een voorbeeld van dit afromen is de groei van de milieubelasting. Volgens de econoom Nicholas Stern zijn de kosten om de schade van een ton CO2 ongedaan te maken 65 Euro. Wij betalen alleen al op benzine vier keer zo veel milieubelasting. Onze producten worden daardoor duurder waardoor de vraag ernaar afneemt. Door de afnemende vraag daalt wereldwijd de brandstofprijs waardoor andere landen goedkoper kunnen produceren. Hun CO2 productie groeit terwijl onze economie en belastingopbrengsten krimpen.