Ik voel me soms ongemakkelijk wanneer ik trots ben. Bijvoorbeeld wanneer ik trots ben op mijn kinderen en dit aan anderen vertel. Ik krijg dan het idee dat ik de eer claim voor wie ze zijn en wat ze doen. Ik heb daar geen recht op. Het is hun verdienste, niet die van mij. Ik heb hen hoogstens enkele mogelijkheden aangereikt. Ik voelde me ook trots en ongemakkelijk toen ik een bericht las over een 4000 jaar oude grafheuvel met een greppel er omheen en doorgangen die als zonnekalender hadden gediend. Ik voelde me trots omdat ik meende dat ik als Nederlander een verre bloedverwant was van degenen die dit stukje menselijk vernuft hadden aangelegd. Als er al een bloedlijn was dan is deze na 4000 jaa en immigratie verwaterd en verdampt. Ik laat het begrip bloedverwant los en denk aan het begrip zielsverwant ‘iemand met wie je inzichten en gevoelens deelt’. Wanneer ik onbeschroomd trots ben ervaar ik zowel de vreugde als het verdriet in de ander. Ik laat dit bezinken en begrijp waarom ik, wanneer ik trots ben op mijn kinderen, de drang voel om te vertellen dat ze er veel voor hebben moeten doen en laten. Ik besef nu ook dat ik als mens trots mag zijn op de prehistorische mens die in de cyclus van de opkomst en ondergang van de zon, van leven en dood, van vreugde en verdriet de stuwende kracht in de schepping herkende en een instrument creëerde waarin dit inzicht zich manifesteerde.
Zie ook:
trots
vader-dochter
mannetjesdier
soulmate
kracht