We leven in de stilte voor de storm nadat de eerste vloedgolf van de financiële crisis ons heeft overspoeld. Ver van ons verwijderd, in de boekhouding van de banken, bouwt zich intussen een tweede golf op. Om de eerste te kunnen overleven hebben Europese banken namelijk belegd in staatsobligaties van landen als Ierland, Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. Landen die tot op de dag van vandaag schulden aangaan die ze waarschijnlijk niet kunnen aflossen. Europese banken, met name Franse en Duitse, hebben deze schulden gefinancierd. Zij gingen er daarbij van uit dat Europese landen niet failliet konden gaan en dat wanbetalers zouden worden gered door het noodfonds van de Europese Unie. Door de crisis is hier twijfel over ontstaan.
De banken proberen nu hun zwakke obligatieportefeuille te verdoezelen door creatief gebruik te maken van de regels voor de financiële verslaglegging. Het verdoezelen vindt plaats door bijvoorbeeld tussentijdse waardedalingen niet ten laste te brengen van de winst of door de obligaties onder te brengen in de post `beschikbaar voor verkoop`. Op deze en andere manieren kunnen banken hun winst kunstmatig hoog houden. Wanneer zou blijken hoe zwak de obligatieportefeuille van de meeste banken is zou dat namelijk niet alleen consequenties hebben voor de bonussen van de managers maar ook voor de financiële betrouwbaarheid en handelingsruimte van de banken.
De politiek zou een einde kunnen maken aan deze vorm van creatief boekhouden door het aanscherpen van de regels voor de financiële verslaglegging. Echter ook de politiek speelt geen zuiver spel. Zij gaat de discussie over de verslaglegging en de herstructurering van de verliezen uit de weg. Een verscherpte regelgeving zou namelijk de zwakte van de banken bloot leggen. Om de eigen banken en staatsfinanciën te beschermen proberen landen als Frankrijk en Duitsland intussen wel om meer grip te krijgen op de Europese Unie. Hierdoor kunnen ze bij een nieuwe crisis gemakkelijker de financiële consequenties afwentelen op de belastingbetalers.