Ik heb in mijn jeugd het gedicht ‘het schrijverke’ van Guido Gezelle uit mijn hoofd geleerd. Het waarom van deze exercitie weet ik niet meer. Ik herinner me nog wel de eerste regels:
O krinklende winklende waterding
met ‘t zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ‘t waterke gaan ..
Ik moest aan dit gedicht denken toen ik mijn geluksmomenten probeerde te beschrijven. Ik ben het schrijverke, het kevertje dat dansend over het water gaat, het even aanraakt, loslaat en verder gaat. Terwijl ik dit schrijf herinner ik me ook de laatste regels van het gedicht:
.. wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
den heiligen name van god.
Zie ook: inzicht in de leegte