De opvoeding die ik heb gehad bestaat uit vier lagen. Naast algemene aspecten zoals met twee woorden spreken, niet schelden, elkaar een hand geven na een ruzie en dankjewel zeggen, bevatte de eerste laag vooral tafelmanieren zoals handen boven tafel tijdens het eten, met mes en vork eten, niet met open mond eten, niet met volle mond praten en niet door elkaar heen praten. De tweede laag bevatte levenswijsheden als: ‘Wanneer de ouden spreken zwijgen de jongen’, ‘Waar een wil is, is een weg.’, ‘Wie dreigt mag een klap verwachten.’, ‘Als je iets doet, doe het goed.’ en een rijmpje dat aan de muur hing ‘Wie kwaad wil spreken van mij en de mijnen, die ga naar huis en bezie de zijnen en vindt hij daar dan geen gebreken, hij kome hier en heeft vrij spreken.’ De derde laag werd gevormd door het persoonlijke voorbeeld van mijn ouders, zoals de liefde en zorgzaamheid van mijn moeder en de verbeten inzet van mijn vader. De vierde laag bestond uit alles waarover niet werd gesproken en waarvan ik veronderstelde dat het daarom niet goed was, zoals scheiden en seksualiteit.
Zie ook: kernwaarden in de opvoeding