In het begin van de jaren zestig bevrijdde de jeugd zich van de dogma`s en taboes in de maatschappij. In de roes van de revolutie bloeiden de idealen ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ op. Deze idealen vertaalden zich eind jaren zestig in de hippiecultuur. Hippies vonden alles ‘te gek’. Of het nu een straatsteen was die tentoongesteld werd in een museum of een klassiek Grieks beeld, alles en iedereen was bijzonder. Langzaam splitste de beweging zich. De ene groep ging op zoek naar de spirituele waarde achter het bijzondere. Zij verdiepte zich in Boeddhisme, Zen en Taoïsme. Spirituele stromingen met een antidogmatisch karakter. De andere groep vertaalde de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap in een antiautoritaire opvoeding van hun kinderen en in een samenleving waarin ieder mens recht heeft op eigen gedachten, gevoelens en gedrag. De revolutie van de jaren zestig was daarmee belangrijk voor onze huidige democratie. Zij heeft echter ook een probleem veroorzaakt. De scheidslijn is verdwenen tussen wat we gevoelsmatig goed vinden en wat goed is voor de maatschappij. Wat goed is voor het ene is niet altijd goed voor het andere. Zo kan een ouder onvoorwaardelijk van zijn kind houden en tegelijkertijd maatschappelijk diens criminele gedrag veroordelen. Zelfs Christus, het toonbeeld van het gelijkheidsprincipe, liet zich niet door de farizeeën verleiden om deze twee zaken met elkaar te vermengen toen hij antwoordde ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.’ Je moet boven de wereld van tegenstellingen staan om deze wijsheid in te zien en te doorgronden.
Zie ook:
gender revolutie
vrijheid gelijkheid broederschap
de antidogmatische partij
onze zachte onderbuik
en / of
insluiten
to be or not to be